Wij zijn vertrokken! – inleiding

‘Ik kan er wel een boek over schrijven’, zei mijn moeder.
Ik had het haar vaak horen zeggen als ze vertelde over vroeger. En alhoewel het meestal fragmenten waren, anekdotes waarvan de context mij niet helemaal duidelijk was, luisterde ik graag naar die verhalen. Ze vertelde over haar grootouders die in een tijd van armoede door hard werken een bestaan hadden opgebouwd als groentekwekers. Het ging ook vaak over de moeizame relaties van haar moeder en hoe die zich heftig had verzet tegen de trouwplannen van mijn ouders. En minstens zo vaak ging het over wat ze allemaal had meegemaakt toen haar moeder als huishoudster van het ene adres naar het andere ging. En dikwijls kwam in die verhalen ook haar geloof wel ergens om de hoek kijken.

V.l.n.r. Jan Luite Huisman, Tjitske Huisman en Meintje Jongbloed, ca. 1935.

Mijn moeder heet Tjitske Huisman, ze is in 1925 geboren in Joure. Ze is de dochter van Meintje Jongbloed en Jan Luite Huisman. In de verhalen die mijn moeder vertelde werd mijn oma nooit zo fraai afgeschilderd. Ze kwam erin naar voren als een tamelijk liefdeloze, zakelijke vrouw. Over haar vader sprak ze daarentegen in termen van bewondering, het was duidelijk dat hij voor haar onwrikbaar op een voetstuk stond.

Toen mijn moeder tachtig was besloot ik haar te interviewen. Ik wilde voorkomen dat al die verhalen over het leven van mijn ouders en grootouders zouden oplossen in de mist van voorbije tijden. Vele gesprekken volgden en ik verbaasde me over de accuratesse van haar geheugen. Alles wat ik ook maar enigszins kon controleren klopte. Ik noteerde haar verhalen, liet het haar daarna lezen en stelde vervolgens nog meer vragen. Ik spitte in lokale kranten en las de notariële aktes die mijn oma liet opmaken. Ik doorzocht schoenendozen vol met foto’s en noteerde zo goed en zo kwaad als dat ging namen, plaatsen, data en gebeurtenissen. De meeste foto’s belandden bij ons thuis in een schoenendoos, maar sommige foto’s kwamen in een plakboek terecht. Helaas had mijn moeder daarbij de gewoonte om oude foto’s zodanig te verknippen, dat het een ‘leuke’ collage opleverde. Zo werd een foto van de compagnie infanterie, waar mijn vader tijdens de mobilisatie in 1939 onderdeel van uitmaakte, gereduceerd tot een fotootje kleiner dan postzegelformaat waarop alleen het hoofd van mijn vader te zien is. Gelukkig vond ik op internet na enig speurwerk het origineel van de foto waarop negenentwintig soldaten poseren in de gewelven van Fort Pannerden, aan de Duitse grens.

Langzaam maar zeker werd het verhaal completer. Ik tekende het levensverhaal van mijn oma op. Een doortastende, ondernemende vrouw, die jarenlang haar eigen café bestierde en na een moeilijke fase in haar leven weer overeind krabbelde en een pension begon. Maar ook een eigenzinnige vrouw, die op geheel eigen wijze de tegenslagen in haar leven overwon en niet altijd even gemakkelijk was voor haar omgeving.

En gaandeweg het schrijven kwam ook mijn moeder meer en meer in beeld. En toch, toen ze in 2015 overleed liet ze mij in lichte verwondering achter. Wie was nu eigenlijk die vrouw? Wat dreef haar in het leven? Waarom klonken bepaalde dingen die ze zei mij zo harteloos in de oren? Ik kan terugkijken op een jeugd waarin voor mijn gevoel alles klopte, ik kan me nauwelijks enige wanklank herinneren. Ze kwam voor me op toen ik vanwege de lengte van mijn haar van school werd gestuurd, een christelijke school nota bene. Ze wees de directeur erop dat Jezus toch zeker ook lang haar had. Later was ze trots op me omdat ik dienstweigeraar was. Toch had ik het gevoel dat ik haar nooit goed had gekend. Echte gesprekken hadden we eigenlijk nooit, het ging vaak niet verder dan koetjes en kalfjes en nooit kwamen we veel dichter bij elkaar. Over twistpunten, zoals de rol van het geloof in ons gezin, werd nooit echt gesproken. En naarmate we beiden ouder werden raakten onze werelden kennelijk te ver van elkaar verwijderd.

Het bovenstaande is de inleiding van mijn boek ‘Wij Zijn Vertrokken!’
© Johan Spin, Dronten, 2018