Op zondagmorgen 15 september 1963 maakte een bomaanslag van de Ku Klux Klan een eind aan het leven van vier jonge meisjes in Birmingham, Alabama. In de kleedkamer van de 16th Street Baptist Church, in het hart van de zwarte gemeenschap, brachten ze hun witte jurkjes nog even in orde, kletsten vrolijk met elkaar en toen volgde er een explosie die tot in de verre omgeving schade aanrichtte.
Twee van de omgekomen meisjes waren buurmeisjes van de familie Davis, een docentenechtpaar met vier kinderen. In hun nog prille leven werden kinderen in deze buurt al met regelmaat geconfronteerd met raciaal geweld. De wijk waar ze woonden werd Dynamite Hill genoemd omdat er regelmatig explosies te horen waren. De bomaanslag op de 16th Street Baptist Church was de zoveelste in een lange reeks sinds het eind van de jaren veertig, die Birmingham de bijnaam Bombingham bezorgden.
De kinderen van de familie Davis werden doordrongen van het onrecht dat de zwarte bevolking werd aangedaan en moeder Davis nam de kinderen al op jonge leeftijd mee naar demonstraties. Angela, een van de dochters, was op het hoogtepunt van de onlusten in 1963 inmiddels 19 jaar en studeerde op het moment van de aanslag in Parijs. Ze was geschokt door het nieuws van de aanslag en was meer dan ooit vastbesloten om zich aan de politieke strijd voor gelijkberechtiging te wijden. Toen ze terugkeerde naar de Verenigde Staten ontwikkelde ze zich tot een van de leidende figuren van het zwarte verzet. De academisch geschoolde Angela Davis werd lid van de Black Panther Party en was een regelrechte pain in the ass voor het blanke establishment. De toenmalige gouverneur van Californië, Ronald Reagan, zorgde ervoor dat ze haar baan als docente aan de universiteit kwijtraakte en in 1970 was ze voor de FBI zelfs een van de tien meest gezochte criminelen. Ze werd verdacht van het leveren van wapens waardoor bij een gijzeling in een rechtszaal vier doden vielen. Ze bracht anderhalf jaar in de gevangenis door maar werd vervolgens door de jury volledig vrijgesproken.
Haar populariteit onder links georiënteerde jongeren steeg in die jaren tot grote hoogte. Met haar afro kapsel als symbool van het zwarte zelfbewustzijn, van de strijdbare black power mentaliteit, bereikte ze de status van een popster. De posters met haar afbeelding vonden overal gretig aftrek en sierden menig slaapkamer. Later zou ze nog wel eens verzuchten dat sommige mensen zich blijkbaar vooral haar kapsel herinnerden.
In 1972 schreven zowel John Lennon als Mick Jagger een nummer over haar. Lennon’s wat krakkemikkige nummer Angela met een nogal prominente rol voor Yoko Ono belandde op het album Some Time in New York City. Het veel krachtiger Jagger-Richards nummer Sweet Black Angel verscheen op het album Exile on Main Street en is een van de weinige politiek geëngageerde nummers van de Stones:
Got a sweet black angel, got a pin-up girl
Got a sweet black angel, up upon my wall
Well, she ain’t no singer, and she ain’t no star
But she sure talk good and she move so fast
But the gall in danger, yeah the girl in chains
But she keep on pushin’, would you take her place?
She countin’ up the minutes, she countin’ up the days
She’s a sweet black angel, not a sweet black slave
Angela Davis heeft een rijke carrière als docent, schrijver, filosoof en politiek activist opgebouwd. Haar steun voor de Palestijnse strijd wordt haar weliswaar door velen niet in dank afgenomen, maar ze is altijd een onvermoeibaar strijder tegen sociale ongelijkheid, racisme en rechts extremisme gebleven. Ze werd vele malen onderscheiden voor haar werk en in 2019 werd ze voor haar historische bijdrage aan de strijd voor vrouwenrechten opgenomen in de National Women’s Hall of Fame.
© Johan Spin, 2021.