Aan het begin van de avondspits laveer ik over de vijfbaans snelwegen rond Houston, her en der de restanten van autobanden ontwijkend. Ik laat de drukte van deze immense metropool zo snel mogelijk achter me om daarna via Interstate 10 en highway 61 richting Double Bayou te gaan.
In het gehucht Double Bayou in Texas bevinden zich de restanten van de Double Bayou Dance Hall. Het werd gebouwd in de jaren twintig van de vorige eeuw en in de weekends boden artiesten vertier aan de mensen uit de regio. In 1940 werd het gebouw door een storm verwoest, maar met de restanten ervan werd het een eindje verderop weer herbouwd. In de na-oorlogse jaren nam deze dance hall een belangrijke plek in in het Chitlin’ Circuit [*], de theaters, juke joints en dance halls in het diepe zuiden waar Afro-Amerikaanse muzikanten zonder al te veel risico konden optreden tijdens de Jim Crow-periode. Op veel andere plekken was men, op zijn zachtst gezegd niet welkom.
Artiesten als Lightnin’ Hopkins, Albert Collins, Johnny Copeland, T-Bone Walker en Clifton Chenier traden regelmatig op in de Double Bayou Dance Hall. Vanuit de wijde omgeving kwamen mensen in de weekends hier naar toe. Vanuit Houston en Galveston werden soms zelfs busreizen georganiseerd naar Double Bayou. En, redelijk opmerkelijk in het destijds sterk gesegregeerde zuiden, zwart en wit genoot hier samen van de muziek, het eten en de drank. Volgens de zwarte bluesmuzikant Pete Mayes kwamen er in Double Bayou sowieso veel gemengde relaties voor. Zo had hij diverse witte neven en is zijn stamboom terug te voeren op de witte Mayes-familie die zich rond 1830 in de regio vestigde.
In 1954, op zijn zestiende, werd Pete door T-Bone Walker uitgenodigd op het podium van de Double Bayou Dance Hall. Het was een droom die uitkwam. Als kind al oefende hij uren achtereen op zijn Gene Autry gitaar van vijf dollar en T-Bone Walker was zijn grote voorbeeld. Pete mocht één nummer spelen, niet omdat T-Bone Walker dat nu zo graag wilde, maar vooral omdat Pete’s familie nogal had aangedrongen. T-Bone Walker overhandigde zijn gitaar aan Pete Mayes en na één nummer knikte Walker goedkeurend en mocht hij het volgende nummer inzetten. Uiteindelijk speelde hij een half uur lang de sterren van de hemel.
Pete’s muziek heeft altijd zwaar geleund op T-Bone Walkers swingende Texas blues. Collega-muzikanten noemden hem de T-Bone Man. Op de vraag wat er nu zo onderscheidend is aan Texas blues, antwoordde Mayes:
“Texas blues swings. Do you understand what I mean? Chicago blues,
they beat you over the head with the beat. Boom boom boom boom.”
Pete was een neef van de eigenaren van de Double Bayou Dance Hall en met zijn band The Texas Houserockers werd hij tot in de vroege jaren ‘60 de huisband. Daarna daalde het aantal optredens in de dance hall omdat Pete Mayes en zijn Texas Houserockers regelmatig op tournee gingen. Toch kon hij niet van zijn muziek leven en was hij genoodzaakt diverse baantjes te nemen in Houston. Hij speelde weliswaar met bluesmuzikanten als Big Joe Turner en Buddy Guy, ging onder meer op tournee met Clarence ‘Gatemouth’ Brown en jazz grootheden als Count Basie en Dizzy Gillespie, maar een echt grote doorbraak bleef uit.
Pas toen zijn verzamelalbum For Pete’s Sake in 1998 uitkwam sleepte hij een W.C. Handy Award in de wacht. Ondertussen was hij in 1983 eigenaar geworden van de Double Bayou Dance Hall.
In 2003 namen ze een live-album op in de Dance Hall, ‘LIVE! at Double Bayou Dance Hall’. Daarna werd er nog sporadisch muziek gemaakt, maar ondanks zijn afnemende gezondheid dook Pete Mayes nog met enige regelmaat op in de clubs in Houston, zijn woonplaats. Hartproblemen, diabetes, beide benen geamputeerd en handen die geen gitaar meer konden vasthouden, het weerhield hem niet van optreden. Zelfs in een rolstoel bracht hij zijn bezielde swingende stemgeluid nog voor het voetlicht. Alleen als ik zing heb ik geen last van fantoompijnen, zie Mayes.
“Nothing I try to sing — unless it’s spirituals — nothing comes out without
a blues feeling. If I sing something, you’re going to know it’s blues. I might
not be the best in the world, but I’ve been with the best of them.”
Drie maanden voor Mayes’ dood in december 2008 viel de dance hall ten prooi aan orkaan Ike. Het gebouw raakte zwaar beschadigd en voornemens om het weer in ere te herstellen bleven op de plank liggen.
Ik loop door het hoge gras naar de restanten van het gebouw, beducht op een onverwachte ontmoeting met een copperhead of een van de vele andere slangen die in dit gebied voorkomen. Van de dance hall is niet veel meer over dan het verroeste zinken dak, waaronder zich allerlei ongedierte schuil houdt. In de struiken naast de restanten van het gebouw liggen bierflesjes en andere bewijzen van nachtelijk vertier. De natuur en vandalen hebben het werk van hurricane Ike afgemaakt en de zoveelste dance hall/juke joint, overblijfsel van een rijke culturele geschiedenis, behoort tot het verleden.
[*] Chitlins
Het Chitlin’ Circuit is genoemd naar een worstje, een chitlin’, dat in veel juke joints in het diepe zuiden op het menu stond. Chitlins of chitterlings zijn ingewanden, meestal van varkens. Nadat ze grondig zijn schoon gemaakt worden ze gekookt of gebakken en soms gevuld. Je houdt ervan of je vindt het afschuwelijk. .
Chitlins zijn een onderdeel van de traditionele zuidelijke keuken, zoals die ontstond tijdens de slavernij toen alles wat maar enigszins eetbaar was gebruikt moest worden om alle monden te voeden. Soul food was de term die in de jaren zestig werd gegeven aan de zuidelijke keuken, waarin rijst, okra, varkensvlees en gekookte groenten de belangrijkste ingrediënten zijn.
© Johan Spin, 2023